> Om aan de achterhand te kunnen werken moet een paard wel bij
> elkaar gehouden worden en niet van voor zijn neus over de grond
> schuiven.
>
Ik bemoei mij nooit zo met de rij-kunstige discussies hier op het forum (en wil mezelf zeker geen kennen noemen ik hel meer over naar leek in theorie van het paardrijden). Ik verbaas me soms over het verschil hoe ik het vroeger geleerd (oude cavallerie instructeur) en wat ik hier soms lees. Ik ben niet zo goed in het uitleggen van rij-technische aangelegenheden, ik rij ook meer uit gevoel dan dat ik bewust ben van veel dingen denk ik. Wellicht omdat ik het geluk heb gehad vanaf zeer jongs af aan naast eten,slapen en school vnl paardenruggen heb gezien. Maar ik ga het proberen:
Ik heb altijd geleerd dat je vanuit voorwaarts neerwaarts naar een verzameling gaat door de achterhand naar voren te rijden gebruik makend van impuls. Iets wat lang is buigt makkelijker dan iets wat kort is. Dus een jong paard rijdt je met voorwaarts neerwaarts met hals gestrekt en neus naar beneden waarbij je hem langzaam oppakt. In dit geval heb je dus ook geen weerbarstige hand maar meer een soort ademende hand. Zelfs bij een paard dat zeer ver is begin je iedere rit nog altijd eerst voorwaarts neerwaarts en daarna pas oppakken. Je ziet ook direct dat paarden die met dwang aan de teugel worden gereden bij het onderdeel halsstrekken op de diagonaal ook compleet uit elkaar vallen. Het woord aanleuning geeft mij ook altijd het gevoel dat het paard hangt op de handen.
Het paard pakt het bit/neusriem aan wanneer je het uitnodigt, voel je tegenstand laat je direct weer los en vraag je opnieuw. de weerbarstige had laat het paard zoeken naar alternatieven hoe onder de druk waar hij/zij blijkbaar nog niet aan toe is onderuit te komen en komt dan snel uit op valse knik, achter de teugel etc.