Uit een zojuist gevonden doctoraal scriptie:
Stalondeugden... - Een regelmatig voorkomend probleem bij paarden op stal vormen de zogenaamde stalondeugden. Met deze term wordt een aantal ongewenste gedragingen aangeduid: weven, kribbebijten, luchtzuigen, op hout of dekens kauwen, graven, tegen de wanden slaan en rondjes lopen door de box. Weven is hiervan het meest schadelijk voor het paard; de alternerende belasting van het linker en het rechter voorbeen veroorzaakt zwelling en slijtage van de gewrichten (Prince 1987). Kribbebijten leidt vaak tot sterke afslijting van de tanden. Luchtzuigen kan aanleiding geven tot chronische maagdarmstoornissen en een vermindering van eetlust en voedselopid, waardoor vermagering en onvoldoende uithoudingsvermogen op kunnen treden. Daarnaast bestaat er een niet bewezen overtuiging dat paarden deze gewoontes van elkaar leren (Syllabus Heelkunde 1994). Kauwen op hout en dekens kan in de kosten gaan lopen door de benodigde vervangingen, en bij het rondjes lopen door de box gaat het paard zo nietsontziend te werk, dat iemand die de box betreedt het risico loopt omvergegooid en betrapt te worden (Prince 1987). Hoewel er in het gebruik nauwelijks of geen nadelen van worden ondervonden daalt een dier met één van deze gewoontes wel in waarde (Prince in McBane 1987).
...als surrogaat - Vroeger dacht men dat stalondeugden voortkwamen uit verveling, maar tegenwoordig kijkt men daar anders tegenaan: een paard heeft een natuurlijke behoefte aan bepaalde gedragspatronen, maar kan hierin op stal slechts in beperkte mate voorzien. Het zoekt dan een andere manier om aan zijn drang gehoor te geven (Prince 1987). Bij grazen bijvoorbeeld beweegt het dier continu van het ene op het andere been. De retina registreert hierbij constant beweging. Door te weven bevredigt het paard de behoefte aan deze activiteiten. Zo ook zijn kribbebijten en luchtzuigen surrogaat voor de neiging tot grazen, slikken en maagvullen, die gefrustreerd raakt door een groot
krachtvoer- en klein ruwvoeraandeel in het rantsoen. Een release van endorfines, de lichaamseigen opiaten, zoals bij het pramen van een paard en het kettingbijten door een varken, werd wel vermoed maar niet aangetoond bij stalondeugden (Houpt 1995).
Remedie - Als een paard eenmaal een stalondeugd heeft aangeleerd is er meestal niets meer aan te doen (Prince 1987). Echter, een afwisselende omgeving, gezelschap, voldoende ruwvoer en regelmatig voldoende beweging dragen bij aan het verminderen van stalondeugden (Waring 1983). Opvallend is, dat op plaatsen waar meer dan 75 paarden bij elkaar worden gehouden, een lagere frequentie van stereotypieën wordt waargenomen. Het zou kunnen dat dieren met stereotypieën tussen zoveel andere paarden gewoon niet opvallen; de tijd die aan stalondeugden besteed wordt is maar kort. Een andere verklaring is dat de grote stal een omgeving is die geen aanleiding geeft tot het ontwikkelen van stalondeugden (Houpt 1995).
Marianne